Afbeelding
Foto: pr

‘Ik moest hem ‘Sjaak’ noemen’

Ingezonden Ingezonden

“Ik heb Jakob Roth nog gekend”. Zo begon mijn kennismaking met Kees van der Kolk, 86 jaar oud. Ik zag hem enkele weken geleden op een zondagmiddag een paar keer gebogen staan boven de Stolperstein voor onze woning op de 2de Loosterweg 84 in Hillegom. “Ik moest hem Sjaak noemen”, vertelde hij even later in het huis waarin hij 78 jaar geleden voor het laatst in één kamer zat met de in 1943 in Polen vermoorde Joodse inwoner van Hillegom.”

“Een Stolperstein of Struikelsteen is een kunstuiting van de Duitse kunstenaar Gunter Dennig, die het wegvoeren van- en moord op onnoemelijk veel gewone Joodse inwoners in Europa vertelt. Duizenden van deze kleine monumentjes in trottoirs vóór de woning waar zij woonden zijn inmiddels door geheel Europa geplaatst. Jakob Roth wás zo’n gewone burger, waar een Stolperstein voor werd gelegd. Hij woonde in bij het gezin Noteboom, werkte bij de firma Stassen en was lid van de plaatselijke Harmoniekapel. In februari 1943 werd hij door NSB’ers opgepakt, afgevoerd naar Westerbork, en vervolgens vermoord in een kamp in Polen. Op 25 november 2021 werd, in aanwezigheid van burgemeester Arie van Erk, Hennie Noteboom (weduwe van Kees Noteboom, jongste kind van het toenmalige gezin) en buurtgenoten, een Stolperstein ter nagedachtenis aan Jakob Roth in het trottoir vóór onze woning geplaatst. Zeer regelmatig zie ik wandelaars gebogen over de Stolperstein kennis nemen van het lot van de vroegere bewoner. Zo ook op die stralende zondagmiddag, Kees van der Kolk.

Waar ik zó op hoopte, kwam uit. Een kennismaking met iemand die Jakob Roth nog in levende lijve heeft gekend en mij mogelijk meer over hem kon vertellen, dan de (weinige) publicaties in archieven die ik heb kunnen inzien. “Ik heb hem natuurlijk niet zo heel goed leren kennen”, temperde Van der Kolk mijn verwachtingen. “Ik was destijds 7 of 8 en ‘Sjaak’ een volwassen man van ruim 30 jaar”. De ouders van Kees van der Kolk kenden de familie Noteboom via de Kerk. Na de dienst op zondag dronken beide families koffie in de woning van Gosse en Jeltje Noteboom: “Ik was nog maar een kind en ging dus mee naar ‘Oom Gosse’ en ‘Tante Jeltje’. Aan de ronde tafel, op de crapauds in de voorkamer leerde van der Kolk Jakob Roth kennen. “Het was een verlegen jongen. Hij zat er rustig bij en luisterde meer dan hij sprak”. Van der Kolk moest hem ‘Sjaak’ noemen, want Jakob klonk te joods. Hij was volledig opgenomen in het gezin van Gosse en Jeltje Noteboom: “Sjaak woonde op een kamer aan de achterkant van het huis. Er werd toch een mate van voorzichtigheid in acht genomen. Oom Gosse en Tante Jeltje wisten van het risico dat zij liepen, maar dat kon hen niet barsten. Tante Jeltje was bedachtzaam, maar Oom Gosse was nogal een vrijbuiter”. Van der Kolk herinnert zich een verhaal dat zijn vader hem in die tijd vertelde: “Oom Gosse was nogal impulsief. Mijn vader dronk op een dag koffie bij hem, toen er plotseling op een vreemd tijdstip werd aangebeld. Oom Gosse pakte direct een pistool uit zijn zak. Mijn vader schrok hiervan. Gelukkig liep alles met een sisser af”. Van der Kolk herinnert zich ook nog de twee dochters, Jitske en Hennie. Beide meiden werkten in het verzet als koeriersters. “Ik was natuurlijk nog een peuter in hun ogen. Goed dat ik toen niets wist over hun verzetswerk. Een kleine jongen praat toch snel zijn mond voorbij tegen vriendjes”.

Het bericht van de verdwijning van Jakob Roth kwam hard aan: “Sjakie is weggehaald, hoorde ik van mijn ouders. Het was een schok. Ik bleef met vragen als: waarom is hij opgepakt? Mijn ouders waren hier erg bedroefd over. Zij zagen Sjaak als een gewone Hillegommer en een vriendelijk mens”.

Frits Homan.

Uit de krant